Bijeenkomst 20 mei 2017
Ds. W.J. Karels houdt een meditatie over Psalm 84 en Marianne Sollie sprak over 'leven met een lichamelijke beperking'.
Meditatie
Ds. W.J. Karels houdt een meditatie over Psalm 84. Aan het begin van de Psalm staat ‘op de gittith’; de gittith is waarschijnlijk een strijkinstrument. De Psalm is door David gemaakt en door de kinderen van Korach gezongen. Dat was een bijzonder voorrecht, een groot wonder. Korach was immers tegen Mozes en tegen God in opstand gekomen. Hij vroeg, samen met Dathan en Abiram, aan Mozes: “Wie heeft u tot leidsman over ons aangesteld?”
Wat een zegen als een ambtsdrager weet dat God hem heeft aangesteld. Mozes antwoordde aan Korach, Dathan en Abiram, dat allen zich de volgende dag bij de tabernakel zouden verzamelen. Dan zou God het antwoord geven. Mozes zal in die nacht hebben gebeden.
De volgende dag was Korach er, en 250 mannen met wierookvaten. Wat verschrikkelijk om tegen wettige ambtsdragers in opstand te komen. Mozes bad de Heere of Hij niet het hele volk wilde verteren. De Heere zei toen dat Mozes en het volk weg moesten gaan van de tenten van Korach, Dathan en Abiram. Deze mannen stonden met hun gezinnen uitdagend in de opening van hun tent. Behalve de kinderen van Korach. Zij namen afstand van wat hun vader deed en zei. De liefde tot God was voor hen belangrijker dan de liefde tot hun vader. Vuur van de hemel verteerde de ongeroepen ambtsdragers en hun gezinnen. Je zult toch zó je familie verliezen, zoals de kinderen van Korach. Het werd waar in hun leven ‘mijn vader en mijn moeder hebben mij verlaten, maar de Heere zal mij aannemen’.
Eeuwen later heeft David de tabernakel opgesteld in de paleistuin. De zangers worden aangesteld; onder hen waren kinderen van Korach. Toen David moest vluchten, schreef hij Psalm 84, dit pelgrimslied. Als het goed is zijn we allen ten diepste een pelgrim. Van nature voelen we ons thuis op aarde. Het is genade als we een ‘vreemdeling hier beneden’ worden.
David moest vluchten voor zijn eigen kind. Hij gaat zijn eigen kind verliezen. De kinderen van Korach waren hun vader verloren.
Wat deed bij David het meest zeer? Dat hij niet bij de tabernakel kon zijn. De mussen en zwaluwen wel. Hij was er jaloers op. In de Psalm schrijft hij dat zijn genegenheden brandden, hij verlangde naar de tabernakel, het altaar, het offer en het bloed. David had schuld en daarom had hij bloed nodig tot verzoening van zijn schuld. Ook wij hebben schuld, wij hebben niet meer dat zichtbare offer met zichtbaar bloed, maar wel de prediking van het offer en de zichtbare sacramenten.
Als we leren dat we schuld hebben, komt er ook een verlangen naar de vergeving. Welgelukzalig zijn zij, die in Uw huis wonen, schrijft David. We zien hem in gedachten staan, ziende op dat bloed, verlangend naar de toepassing van dat bloed. Hebben wij ook die heilige begeerte naar (het bloed van) Christus?
David heeft de schuldvergeving nodig (waar het altaar op wijst), maar ook de reiniging en heiliging (koperen wasvat) van het hart, door het bloed en de Geest van Christus.
David is er niet meer, maar de God van David en de grote Zoon van David leeft nog. Zijn Geest wil nog werken.
Waar leefde David van? De tafel der toonbroden wezen op de voedende kracht van Christus’ persoon. Dat is elke dag nodig tot spijze. Ook het water van de Geest is nodig. Het reukofferaltaar en de wierook wijzen op het gebed. Het noodzakelijke gebed van de zondaar, maar ook op het gebed van Christus, Die bidt voor de Zijnen. Zo lezen we in deze Psalm dat David in de tabernakeldienst alles kon vinden (vers 11). Nu horen we in de prediking dat alles in Christus te vinden is.
De kandelaar brandde in de tabernakel in de duisternis. Als we de bedoelingen van de Heere niet begrijpen, als we geen licht van genade ervaren, dan is daar het licht van de kandelaar, het licht van Gods Geest. Hij is een Schild om de pijlen van satan af te weren.
David zegt als het ware: laat de wereld het hare maar houden, als ik maar in het huis van mijn God mag verkeren.
De Heere zal het goede niet onthouden aan degenen die in oprechtheid wandelen. Diegenen hebben zelf niets en kunnen zelf niets, maar ze zeggen: ‘Heere, U weet alles. U weet hoe het in mijn hart ligt.’
De Heere geeft hen het goede. Wat is dan het goede? Daar wijst het bloed op, dat eenmaal per jaar op de grote verzoendag gesprenkeld werd op het verzoendeksel. Dan moet de wet zwijgen, want het bloed van Jezus Christus, Gods Zoon, reinigt ons van alle zonden.
Dat bloed moet toegepast worden; dan is een zondaar zalig, welgelukzalig. Hij is zalig die door ’s Heeren Geest op God vertrouwt. Dan is de zondaar niets en God alles.
Opent dan uw mond, zegt de Heere in Zijn woord: eist van Mij vrijmoedig op Mijn trouwverbond. Al wat u ontbreekt, schenk Ik, zo gij ’t smeekt mild en overvloedig.
Inleiding
Na de meditatie houdt Marianne Sollie een inleiding met als onderwerp: Leven met een lichamelijke beperking. Zij is consulent individuele dienstverlening bij Helpende Handen.
Bij vragen over het leven met een beperking kunnen verschillende zaken een rol spelen: Sinds wanneer is iemand gebeperkingt? Heeft hij of zij de beperking geaccepteerd? Ook als dat het geval is, kunnen er altijd situaties zijn die moeilijk blijven.
Vaak zijn extra tijd en aanpassingen nodig voor de dagelijkse bezigheden. Ook zijn reacties op een beperking heel verschillend. Meeleven doet goed, maar kan ook moeilijk zijn vanwege “goedkope” opmerkingen.
Iemand kan zich bezwaard voelen bij het (steeds weer) moeten vragen om hulp. Daarbij kost het ook energie om hulp te zoeken.
In Nederland is veel en goede (medische) zorg in vergelijking met veel andere landen. Dit is een voorrecht. Het kan wel lastig zijn veel verschillende zorgverleners over de vloer te hebben. Ook zijn er steeds weer wijzigingen in de zorg. Voor vragen hierover kunnen mensen ook terecht bij Helpende Handen.
Bij het volgen van onderwijs kunnen vragen zijn over wat het beste is: regulier of speciaal onderwijs en of er aanpassingen nodig zijn. Daarna komt de vraag over werk of dagbesteding. Het is belangrijk om zinvolle dagbesteding te hebben. Maar er kunnen ook vragen spelen als: Hoe vind ik geschikt werk? Wordt er rekening gehouden met het feit dat ik een beperking heb? Hoe houd ik de juiste balans tussen werk en privé? Hierbij is het belangrijk om grenzen te kunnen stellen. Een andere vraag, die kan spelen, is: Hoe kom ik er? Op het gebied van vervoer kunnen moeilijkheden liggen en het kan veel regelwerk met zich mee brengen.
Voor het aanvragen van uitkeringen lopen veel mensen tegen bureaucratie aan.
Soms kan het moeilijk zijn sociale contacten te onderhouden en vrijetijdsbesteding goed in te vullen. Een laag inkomen kan hierop ook invloed hebben.
Nederland heeft het VN-verdrag ondertekend waarin staat dat men rekening moet houden met de rechten van mensen met een beperking. Bijvoorbeeld toegankelijkheid van winkels. In de praktijk werkt dit nog lang niet altijd.
Er kunnen ook vragen spelen over de toekomst: hoe gaat het verder? Dit is een vraag, die ook voor andere mensen geldt.
Het is goed om realistisch te zijn over de mogelijkheden en beperkingen die er zijn.
De belangrijkste vraag is: ”Mijn ziele doorziet gij u lot? Hoe zult gij rechtvaardig verschijnen voor God?” Is het ook ons verlangen om het eigendom van Christus te zijn?
Ieder mens, met of zonder beperking, is afhankelijk van God. Is dit ons leven?
Bespreking
Na een korte pauze besluiten we de bespreking niet in twee groepen te doen, maar met elkaar.
Voor veel mensen schetste de inleiding een herkenbare situatie. Wel is de mate van beperking en dus van afhankelijkheid van hulp heel divers, waardoor het ook eenzijdig ervaren kan worden om allerlei moeilijkheden te benoemen.
In de bespreking kwam naar voren dat iemand in een rolstoel vaak genegeerd wordt. Er worden vragen gesteld aan degene, die de rolstoel duwt. We bespreken de mogelijkheden om hierop goed te reageren.
Bureaucratie bij aanvragen van hulp(middelen) is ook een onderwerp wat herkenning vindt.
Het is lastig dat in gesprek vaak vastloopt op ‘mooie’ woorden of Bijbelteksten. Het ‘altijd een antwoord paraat hebben’ wordt als negatief ervaren, omdat er geen plaats meer is voor het stellen van de vragen, waar je mee worstelt.
Bij het vragen om hulp, kan het goed zijn jezelf af te vragen: Hoe zou ik het vinden als een ander mij om hulp zou vragen? Het realiseren dat veel mensen wel willen helpen, kan het hulp vragen makkelijker maken.
Na een goed verzorgde maaltijd vertelt Inge eerst iets over de uitslag van de enquête, die gehouden is en hoe we tot huidige indeling van de ontmoetingsdag gekomen zijn. Daarna leest Ronald van Breugel een gedeelte uit Jeremia 13 en gaat voor in dankgebed.